De mandoline is uiteraard het instrument waar het allemaal mee begon. Over de geschiedenis van de mandoline kan je meer lezen in de pagina over mandolinegeschiedenis. Op deze pagina gaat het vooral over de rol van de mandoline in het Brasschaats Mandoline-Orkest.

De mandoline als melodie-instrument
In een mandolineorkest spelen twee mandolinepartijen: eerste en twee mandolines. Dat is dus sterk te vergelijken met strijkensembles waar ook eerste en tweede violen spelen. (De snaren van de mandoline zijn trouwens hetzelfde gestemd als bij de viool.) Bij sommige stukken worden deze partijen nog verder onderverdeeld in partijen 1A, 1B, 2A en 2B. Zodoende kan de componist of bewerking een rijker harmonisch palet gebruiken.
De eerste mandolines worden geleid door de concertmeester. Hij of zij speelt ook de eventuele solo’s. In het mandolineorkest komt het soms voor dat ook in de andere partijen solo’s worden voorgeschreven. Dan worden deze per partij gespeeld door de “eerste stoel” van iedere partij (tweede mandoline, mandola, gitaar, contrabas).
Het instrument leent zich goed tot melodiespel. Enerzijds is de toonhoogte prima geschikt (sopraanligging & zelfde stemming als viool). Daarnaast zijn er tal van technieken mogelijk (zie onder) om de partij te vertolken. Een tokkelinstrument is wel dynamisch beperkter dan sommige andere instrumenten. Anderzijds hoort de mandoline wel bij de tokkelinstrumenten met een vrij groot bereik qua volume.
Vroeger bestonden er nog enkele hoger gestemde versies van de mandoline (bv. piccolo, sopranino of terzettino), om nog hoger melodiespel mogelijk te maken. Door verbeteringen in de bouw van de mandoline worden de hogere partijen nu echter op de mandoline gespeeld. Vaak worden deze hogere melodieën maar door enkele muzikanten gespeeld, soms door de helft van de eerste mandoline, soms zelfs maar door één of twee mandolines.
Niet alle melodieën zijn even geschikt om op mandoline te spelen. Bij de keuze van het repertoire moet rekening gehouden worden met technische haalbaarheid maar ook of het karakter passend is voor het instrument. Over het algemeen passen stukken met zuiders karakter iets natuurlijker bij de mandoline. Ook passen vooral stukken waar de nadruk op harmonie en melodie ligt eerder dan variatie in orkestratie (er zijn immers enkel tokkelinstrumenten in een mandolineorkest).
Om een melodie mooi te laten klinken wordt deze soms op dezelfde snaar gespeeld. Dan wordt er vaak hoog op de toets gespeeld (in positie) en met occasioneel glissando (zie onder).

Mandolinetechnieken
De mandoline wordt met een plectrum bespeeld. Dat kan staccato maar ook met tremolo. Bij staccato worden de snaren één keer aangeslagen en klinken dan uit, maar dat is uiteraard vrij beperkt in de tijd. Naast het gewoon staccato aanslaan van de snaren (meestal onder een schuinere en licht gekantelde hoek) is er nog een andere techniek. De wisselslag plaatst het plectrum recht op de snaren en zo kan snel heen en weer worden bewogen. Dit wordt bij voorkeur gebruikt voor snellere passages.
De techniek van het tremolo is snel heen en weer gaan over de snaren om een klank te produceren die blijft duren (sneller dan bij wisselslag en ook met een iets andere hoek van het plectrum). Bij meer virtuoze werken voor solomandoline wordt ook tremolo over meerdere snaren voorgeschreven. Er bestaat ook een techniek met de naam tremolo-staccato. Hierbij wordt het tremolo op een snaar zo kort mogelijk onderbroken om telkens een staccato-noot op een andere snaar te spelen.
Soms wordt er ook niet of maar gedeeltelijk van het plectrum gebruik gemaakt. Een eerste voorbeeld is pizzicato. Waar dit voornamelijk verwijst naar het gebruiken van vingers in plaats van een boog bij de viool, dempt men bij mandoline de klank door de hand op de kam te plaatsen. Daarnaast wordt er ook soms een noot “geklopt” of “getrokken” door vingers van de linkerhand, meestal bij versieringsnoten.
Ook wordt er gebruik gemaakt van klankkleuren door te variëren in de plaats waar wordt gespeeld. Dichter bij of boven de toets (sul tasto) klinkt warmer en zachter. Dichter bij de kam (metallico) klinkt eerder scherp en metalig. Meestal wordt boven de klankopening gespeeld (naturale).
Flageolettonen zijn boventonen die worden geproduceerd door op een bepaalde afstand op de snaar een vinger van de linkerhand te leggen zonder deze helemaal in te drukken. Rechts wordt de snaar gewoon aangeslagen met het plectrum. Bij losse snaren is dit relatief makkelijk, maar als links ook de snaar moet worden ingeduwd, moet de rechterhand zowel een vinger op de snaar leggen als de snaar aanslaan.
Glissando is de techniek waarbij van één noot naar een volgende wordt “gegleden”. Dat kan zowel bij staccato als tremolo maar is vooral gebruikelijk bij het laatste.
Soms wordt er ook voorgeschreven om op twee gelijkgestemde snaren meerdere toonhoogtes te spelen. Dan wordt de onderste toon gevormd op de normale manier, en wordt met een vinger de bovenste snaar licht weggetrokken met een hoger liggende vinger.

Mandolineonderwijs
De mandoline kan worden gekozen als instrument aan bepaalde muziekacademies in Vlaanderen:
Ook bood het conservatorium in Antwerpen gedurende een tijdje een masteropleiding aan in muziek voor het instrument mandoline.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.