Naamsverwarring
Soms wordt de altmandoline ook mandola genoemd. (De altmandoline komt tegenwoordig maar zelden voor en was een kwint lager gestemd dan een mandoline.) De gangbare terminologie in instrumentenkunde is echter om het octaaf dieper klinkende instrument mandola te noemen en het andere instrument altmandoline.
Daarnaast is er lichte verwarring met het historische gebruik van de term. De Italiaanse barokmandoline werd immers ook vaak mandola genoemd. De later uitgevonden term mandoline (kleine mandola) wordt echter vanaf midden 18e eeuw de overheersende term.

De mandola in een mandolineorkest
De mandola speelt een onmisbare rol in een mandolineorkest. Zij vult de klanklaag tussen de hoge tonen van de eerste en tweede mandolines en de diepere klanken van de gitaren en contrabas. Je kan dit een beetje vergelijken met een altviool in een strijkkwartet, of met de tenor in een koor. Deze stem in het orkest is dus zeker meer dan een begeleidende partij, met soms ook erg mooie melodische passages.
Voorbeelden van een mooie rol voor de mandola zijn er bij het solistische middendeel van Two shores. Ook is er een heel mooie mandola solo bij de Sarabande van Suite VI van Hermann Ambrosius. In Odos Oniron van Hadjidakis speelt de mandola na een korte intro van de gitaren de melodie.

De mandola als instrument
De mandola is een octaaf dieper gestemd dan de gewone Napolitaanse (en Romeinse) mandoline. De stemming van laag naar hoog is dus G – D – a – e’. Bijgevolg is het instrument ook een pak groter dan de mandoline. De mensuur (lengte trillende snaar) is circa 48 centimeter versus 32 centimeter bij de mandoline. Vooral voor de linkerhand op de toets is dit verschillend. De fretten staan immers verder uit elkaar.
De mandola werd eind 19e eeuw uitgevonden. Toen gingen kleinere maar ook grotere mandoline-ensembles op zoek naar dieper gestemde instrumenten om hun bereik en orkestrale kleur te verrijken. Zo werden onder meer ook de mandocello en mandobas uitgevonden. De mandocello is een kwint dieper gestemd (C-G-D-a). De mandobas (tegenwoordig erg zeldzaam) is een octaaf dieper gestemd dan de mandola. De meeste van de dieper gestemde instrumenten dan de mandola zijn echter erg beperkt in volume en hebben vaak ook een minder mooie klank. Daarom wordt al zeer lang eerder de contrabas gebruikt, net als in het Brasschaats Mandoline-Orkest.
Repertoire specifiek voor mandola is maar beperkt. Het instrument is vooral gebruikt in ensembles. Ook is het historisch gesproken pas eind 19e eeuw ontstaan en is er dus sowieso maar een beperkt aantal componisten die er voor konden schrijven. Anderzijds kan vrij veel van het mandolinerepertoire op mandola gespeeld worden.

Verschillende types en bouwstijlen
Naast de traditionele bolvormige Napolitaanse en Romeinse types komt in ons mandolineorkest ook de Portuguese versie voor. Deze laatste heeft een eerder vlakke achterkant van de klankkast. Deze is nog steeds uit ribben opgebouwd en nog altijd lichtjes gewelfd. Doordat de wijze van bouwen sterk gelijkt is de klank nagenoeg hetzelfde. Dit type is wel iets handiger om te bespelen dan de grote bolvormige versie. Bij de Napolitaanse versie komt in het orkest ook het Duitse modeld naar Reinhold Seiffert voor (groter bovenblad).
Verder bestaat er ook nog de zogenaamde octaafmandoline, die zich onderscheidt van de mandola door een langere hals. Deze wordt momenteel niet gebruikt in het mandolineorkest.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.