Gitaar

De gitaar in het mandolineorkest

De gitaar speelt in een mandolineorkest vaak een begeleidende rol. Ze vormen meestal ofwel de akkoorden, ofwel de baslijn van de harmonie. Het mandolineorkest zou nooit zo’n volle orkestklank kunnen vormen zonder gitaren. Ook wordt er regelmatig eens een tegenmelodie of overgangsmotief in deze partij geschreven waar ze zich duidelijk op de voorgrond zetten.

Ook proberen we in het orkest af en toe een mooie rol voor deze partij te voorzien. In La Partida spelen de gitaren regelmatig de hoofdmelodie. Er zijn ook occasioneel inleidingen voor sologitaar, zoals in The Fields of Athenry of voor de hele groep gitaren (Freatida). Ook zijn er wel eens mooie verstilde momenten waar de gitaar naar voren komt (zoals in Two shores of samen met de mandolinesolist tijdens de cadens van FusionEm). Door het beperktere volume van de gitaar ten opzichte van mandolines en mandola’s moeten hiervoor de muziek en orkestratie wel geschikt zijn.

Gitaren tijdens jubileumconcert 2015
Gitaren tijdens jubileumconcert 2015

De gitaar

De klassiek gitaar is een tokkelinstrument met zes nylon snaren en fretten op de toets dat met de vingers bespeeld wordt. Andere akoestische gitaren zijn bijvoorbeeld de “steel-string” (met stalen snaren) en de jazz-gitaar (met een gewelfd bovenblad). Daarnaast zijn er natuurlijk tal van elektrische gitaren. In Brasschaats Mandoline-Orkest gebruiken we enkel het klassiek type.

De exacte oorsprong van de gitaar is onzeker. Vermoed wordt dat het instrument ontstond uit een combinatie de vihuela da mano en de gittern (voor informatie over het mandolinetype gittern, zie mandolinegeschiedenis). De vihuela heeft in elk geval een duidelijke invloed op het onstaan van de gitaar. Vanaf 1550 komt de renaissance-gitaar definitief opzetten. Vanuit Spanje en Italië, waar dit instrument erg populair wordt in de 16e eeuw, verspreid het zich verder over Europa. Vooral Frankrijk wordt een belangrijk centrum van gitaarbouw in de 17e eeuw, en de gitaar wordt er bespeeld aan het koninklijke hof.

Aanvankelijk heeft de gitaar maar vier snaren die bovendien korig zijn (twee snaren per toonhoogte) en anders gestemd dan vandaag. Vanaf de barok komt er echter een vijfde snaar bij en wordt de stemming nagenoeg deze van vandaag: A-d-g-h-e’.

Op het einde van de 18e eeuw worden de dubbele snaren vervangen door enkele en in de negentiende eeuw werd de zesde snaar toegevoegd (E-A-d-g-h-e’). Het oudste bewaarde instrument met 6-snarige gitaren is van een lid van de bouwersfamilie Vinaccia, die vooral bekend staan om hun Napolitaanse mandolines. Hierna is het nog vooral de gitaarbouwer Antonio Torres Jurado die het innoverende principe van de gewaaierde steunbalken toepast.

In de twintigste eeuw wordt darm vervangen door nylon als standaard materiaal voor de snaren. Dezelfde interesse die de mandoline doet heropleven na de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1878 heeft voor de gitaar vele deuren geopend. Andrés Segovia is een belangrijke muzikant die de klassieke gitaar en haar repertoire populair weet te maken.

Intussen begonnen ook de andere vormen van de gitaar (jazz-gitaar en steelstring maar ook elektrische gitaar) op te duiken in allerlei vormen van muziek. De gitaar is vandaag de dag niet weg te denken uit de muziekwereld. Ook in ons mandolineorkest levert het instrument een solide bijdrage aan de orkestrale kleur.

Gitaren tijdens het concert voor Anna3, november 2017
Gitaren tijdens het concert voor Anna3, november 2017

Repertoire voor gitaar

Het is pas in de klassieke periode dat er veel meer en serieuzer repertoire voor de gitaar wordt geschreven. Voorheen wordt de gitaar vooral gebruikt als begeleidingsinstrument en zijn de partijen ook vaak in alfabeto (een notatie voor akkoordgrepen). Uit de vroeg-barok zijn er wel al enkele stukken van Gaspar Sanz, Robert de Visée en Francesco Corbetta.

Veel repertoire voor de gitaar van de klassieke periode betreft ofwel begeleiding voor zang, ofwel sonates. Uitzonderlijker maar net als bij de mandoline komen er ook enkele concerti voor waar de gitaar in een groter ensemble een glansrol speelt. Waar bij de mandoline veel sonates met begeleiding worden voorzien zijn er voor gitaar ook veel sonates voor sologitaar. Wel zien we ook enkele sonates met begeleidende rol voor viool en sommige duetten.

Naast de reeds gemelde componisten moeten we ook de gebroeders Merchi vermelden. Deze trokken over heel Europa als muzikanten op allerlei tokkelinstrumenten en bleken vooral succesvol met de gitaar in Frankrijk. Daar publiceerden ze meer de 30 werken, waaronder een gitaarmethode (met veel informatie over versieringen). Dezelfde broers publiceerden trouwens drie werken voor mandoline (twee  bundels duetten en één bundel triosonates).

Aan het begin van de 19e eeuw kent de gitaar zoals de meeste tokkelinstrumenten een terugval. Vooral dankzij gebruik als volksinstrument blijft het nog actief in enkele Zuid-Europese landen. Daarnaast vermindert het gebruik van de gitaar merkbaar.

Tot de belangrijkste componisten voor de gitaar uit de vroege romantiek behoren Mauro Giuliano, Ferdinando Carulli en Ferdinando Sor. Mauro Giuliano stond trouwens nog een tijdje in dienst van baron Charles d’Aichelbourg die mandoline speelde. Dit resulteerde in vier publicaties voor mandoline en gitaar in Wenen begin 19e eeuw. Deze zijn van merkbaar hoger niveau dan op dat moment gebruikelijk (vergelijken met bijvoorbeeld de mandoline-gitaar duetten van Bortolazzi of von Call).

Naar het einde van de 19e eeuw blijven het ook vooral componisten die zich specialiseren in het instrument die het grootste repertoire bijeenschreven. De meest prominente figuur uit deze periode is Francisco Tárrega. (Het mandolineorkest speelt een bewerking van zijn bekende werk Recuerdos de la Alhambra.) Vanaf de 20e eeuw geniet de gitaar van de nieuwe aandacht voor tokkelinstrumenten en schrijven tal van componisten voor het instrument. Een selectie van enkele namen: Berio, Britten, Castelnuovo-Tedesco, Henze, Milhaud, Poulenc en Piazzolla. Daarnaast blijven er natuurlijk tal van gitaristen composities schrijven, zoals Leo Brouwer, Roland Dyens, Máximo Diego Pujol en Heitor Villa-Lobos.