Dwarsfluit

Dwarsfluit in het Brasschaats Mandoline-Orkest

Al vele decennia speelt het Brasschaats Mandoline-Orkest occasioneel met dwarsfluit. De zachte en wat dromerige sfeer en klankkleur past prima bij het repertoire. Anderzijds kan een dwarsfluit ook iets comfortabeler als solist boven een mandolineorkest uitkomen dan bij veel andere ensembles.

Bij ons repertoire voor dwarsfluit zitten onder meer Two Shores, The Song of the Seashore of zoals in het volgende fragment van het Thema uit Serpico:

Els De Cauwer, dwarsfluit tijdens het concert voor Anna3, november 2017
Els De Cauwer, dwarsfluit tijdens het concert voor Anna3, november 2017

Dwarsfluit

Het principe van de dwarsfluit is al duizenden jaren in gebruik. Al in de oudheid werden beenderen gebruikt om fluiten van te maken. Bij de dwarsfluit wordt de lucht door een gat dwars op de fluit geblazen. Het Bernouilli-effect doet de lucht in de fluit vibreren. Via het afsluiten met de hand van bepaalde gaten in de fluit kan de toonhoogte worden veranderd.

Aanvankelijk was de dwarsfluit uit hout. De barokversie wordt traverso genoemd. Later wordt de fluit deels of geheel uit metaal gemaakt. Ook worden de toongaten en kleppen aangepast. Vooral de verbeteringen van Theobald Böhm uit de vroege negentiende eeuw hebben de huidige klassiek dwarsfluit gevormd. Toch blijft men het instrument bij de houtblazers rekenen. Dat is deels uit traditie, maar ook omdat het instrument qua karakter best past bij de andere houtblazers (hobo, klarinet, fagot).

De fluit wordt in allerlei ensembles gebruikt – van het symfonisch orkest tot in militaire bands, blaaskapellen, harmonies, big bands en fluitorkesten. Ook in de populaire cultuur komt het vaak voor in folkbands en jazz ensembles.

Els De Cauwer, dwarsfluit tijdens het concert voor Anna3, november 2017
Els De Cauwer, dwarsfluit tijdens het concert voor Anna3, november 2017

Repertoire

Vanaf de barok bestaat er een pak specifiek repertoire voor de traverso (barokfluit). Erg bekende componisten zoals Telemann, Vivaldi en Händel schreven muziek voor traverso. In deze periode speelden de meeste fluitspelers niet uitsluitend op de traverso. De beperkingen van de traverso en het gelimiteerde repertoire betekende dat de meeste muzikanten ook andere instrumenten speelden.

Vanaf de klassiek periode begint de fluit meer en meer een aparte rol te spelen. Er wordt onder meer een belangrijke fluitmethode gepubliceerd door Johann Joachim Quantz. De fluit wordt standaard opgenomen in het klassiek symfonische orkest.

In de romantiek kent de fluit wat terugval door de voorkeur voor koperblazers. Door de aanpassingen aan het instrument door Böhm wordt het weer populair bij componisten. Tegen het einde van de 19e eeuw is het weer niet meer weg te denken uit het symfonisch orkest. Eind 19e eeuw worden allerlei ensembles gevormd amateurs uit één instrumentgroep. Net zoals het mandolineorkest ontstaan er dan fluitorkesten. Daarnaast wordt het instrument ook gebruikt in de militaire bands, blaaskapellen en harmonies.