De contrabas in een mandolineorkest
De contrabas is uiteraard het laagste instrument van de vioolfamilie. Historisch werd eerst geprobeerd om lager gestemde versies van de mandoline in te zetten in het mandolineorkest. Zo bestond er de mandolinebas, die twee octaven dieper klonk. Er bestonden zowel versies met vier enkele snaren als korige (twee snaren per toonhoogte). Het instrument had echter een zwakke toon. Daarnaast is de extrapolatie van mandolinebouw niet erg goed bestand tegen de erg hoge spanningen van de lage snaren. Bijgevolg is de stap naar de contrabas snel gezet.
De contrabas speelt dus de baslijn, het fundament van de harmonie. Hoewel het instrument niet altijd even hoorbaar aanwezig is, kan het mandolineorkest niet zonder. Occasioneel zijn er passages waar de bas wat meer op de voorgrond treed. Er zijn soms solo’s voor bas in overgangspassages.
De contrabas past onder meer goed bij het mandolineorkest door zijn stemming. De stemming van de snaren komt overeen met de onderste vier van de gitaar (één octaaf dieper): E,-A,-D-G versus E-A-d-g-h-e’. Wel is de bas het enige instrument in een mandolineorkest zonder fretten. Dat vereist dus goede intonatie van de bassist omdat de rest van het orkest de intonatie niet kan aanpassen.
Vaak wordt de bas pizzicato bespeeld (betokkeld met de vingers). Waar passend wordt de boog gebruikt. Maar omdat dit vaak erg zwaar doorweegt in de balans van een mandolineorkest komt dit minder vaak voor.

De contrabas
Er is enige discussie over de precieze afstamming van de contrabas. Het instrument heeft wel een hoop kenmerken van de vioolfamilie. Maar anderzijds wijkt het ook af in enkele eigenschappen en lijkt het daarin iets meer op de andere belangrijke familie van strijkinstrumenten: de familie van de viola da gamba. Zo heeft het instrument een stemming in kwarten en lijkt het uiterlijk meer op een viola da gamba. Anderzijds is de interne bouw dan weer erg gelijkend op die van een viool. Qua aantal snaren week het aanvankelijk af van beide families: de contrabas had erg lang maar drie snaren. De vioolfamilie heeft vier snaren, en de gamba vijf of zes.
Ongeacht de precieze afstamming lijkt het er sterk op dat er al vroege versies voorkomen vanaf de 15e eeuw. Het duurt het tot het einde van de 19e eeuw voor er een vierde snaar bijkomt. Tot dan is de stemming A,-D-G. Daarna wordt de lagere snaar toegevoegd: E,-A,-D-G.

Repertoire voor contrabas
Voor de achttiende eeuw wordt de bas uitsluitend gebruikt als ondersteund instrument in een ensemble. Vanaf midden achttiende eeuw duiken de eerste composities op die het instrument op een hoger niveau tillen. Componisten zoals Haydn, von Dittersdorf, Van Hall en Kozeluch gebruiken de contrabas als solist, bijvoorbeeld in concerti. Ook wordt het instrument in symfonische werken of begeleidingsensembles bij vocale muziek meer en meer solistische passages gegund. Ook kunnen we aanstippen dat het bekende strijkkwartet Eine kleine Nachtmusik van Mozart een optionele contrabas voorziet (en zo eigenlijk een strijkkwintet vormt).
Op de uitzondering van Bottessini na wordt er tijdens de 19e eeuw niet zo veel solorepertoire geschreven voor de contrabas. Pas met de introductie van de 4e snaar en bij de overgang naar de 20e eeuw krijgt de bas een nieuw elan. Plots worden er weer meer concerti geschreven voor bas. Ook zien we het belang van de contrabas groeien door haar rol in de lichte muziek. Naast jazz speelt de contrabas ook een rol in de bluegrass, een genre waar het ook de mandoline tegenkomt.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.